In een recent stuk van de heer Sunil Oemrawsingh werd het standpunt ingenomen dat wetgeving niet alleen juridisch correct moet zijn, maar ook moreel verdedigbaar, vaak vanuit het perspectief van religieuze identiteit en traditionele normen.
Ik ben het met dit standpunt oneens, omdat wetgeving, zeker als het gaat om fundamentele mensenrechten, niet afhankelijk mag zijn van subjectieve opvattingen over wat als ‘moreel juist’ wordt gezien door een meerderheid of op basis van culturele en religieuze overtuigingen.
Het is van essentieel belang dat wetgeving altijd gebaseerd is op universele principes van gelijkheid en mensenrechten, die voor iedereen gelden, ongeacht persoonlijke of culturele voorkeuren.
Wanneer we het hebben over mensenrechten, gaat het niet alleen om het recht om te trouwen, maar om het recht op gelijke behandeling en het recht om te bestaan zonder discriminatie.
Het recht om te trouwen, het recht op liefde en partnerschap, maar ook het recht om jezelf te zijn zonder angst voor uitsluiting of vervolging, moet voor iedereen gegarandeerd zijn, ongeacht geslacht, seksuele geaardheid, religie, of andere persoonlijke kenmerken.
Het zou niet acceptabel zijn om bepaalde rechten te ontzeggen op basis van de meerderheidsovertuiging, bijvoorbeeld als een meerderheid een andere opvatting heeft over wat moreel is.
Het recht om te trouwen, net als andere fundamentele rechten, zou niet afhankelijk moeten zijn van de goedkeuring van de meerderheid of de acceptatie van bepaalde culturele normen.
Het recht om te bestaan zonder discriminatie is een essentieel onderdeel van menselijke waardigheid en moet worden beschermd in de wetgeving.
Een simpel voorbeeld kan dit verduidelijken: stel je voor dat een gemeenschap besluit dat het alleen mensen met een bepaald huidskleur toestaat om te stemmen, op basis van de overtuiging van de meerderheid dat dit ‘normaal’ of ‘moraal’ is.
Het zou duidelijk een schending zijn van de mensenrechten van degenen die uitgesloten worden, zelfs als de meerderheid dit moreel aanvaardt.
Op dezelfde manier moeten we erkennen dat bepaalde rechten, zoals het recht om te trouwen, niet afhankelijk kunnen zijn van de meerderheidseisen, maar een universeel recht moeten zijn dat alle mensen gelijk behandelt.
Het benadrukken van de ‘morele verdedigbaarheid’ van wetgeving kan leiden tot gevaarlijke consequenties, waarbij mensenrechten afhankelijk worden van subjectieve normen.
De rechtstaat moet niet gestuurd worden door de persoonlijke moraal van een meerderheid, maar door de fundamentele principes van gelijkheid, vrijheid en rechtvaardigheid. Als we ons als samenleving laten leiden door traditionele of religieuze normen, kunnen we makkelijk de rechten van minderheden onderdrukken.
We moeten verder kijken dan religieuze of culturele opvattingen wanneer het gaat om fundamentele mensenrechten.
Het recht om te trouwen en andere essentiële rechten moeten in onze wetgeving en grondwet worden gewaarborgd, zodat iedereen, ongeacht seksuele geaardheid of andere kenmerken, gelijk behandeld wordt.
Gelijkheid is geen kwestie van religie of traditie, maar van fundamentele mensenrechten die moeten worden gerespecteerd en beschermd door de wet.
In plaats van wetgeving afhankelijk te maken van de goedkeuring van de meerderheid, zouden we een samenleving moeten creëren waarin de rechten van iedereen gewaarborgd zijn, zonder ruimte voor uitsluiting of discriminatie op basis van subjectieve morele overtuigingen.
De wet zou een weerspiegeling moeten zijn van de universele waarden van gelijkheid, vrijheid en respect voor het individu.
Robby Tjauw-foe

Dit artikel betreft een ingezonden opiniestuk. Voor de publicatie van ingezonden artikelen hanteren wij specifieke voorwaarden. Voor vragen of meer informatie kunt u contact opnemen via info@gfcnieuws.com.
Let op: Publicatie van opiniestukken houdt niet in dat GFC Nieuws het eens is met de inhoud