Wanneer het OM politiek gekleurd is

rechter rechtszaak hamer

De recente uitspraken van procureur-generaal Garcia Paragsingh, waarin ze stelt dat de beschuldigingen dat zij en haar parket in de zak zitten van president Chandrikapersad Santokhi niet juist zijn, werpen een belangrijk licht op de problematiek van politieke inmenging binnen het Openbaar Ministerie (OM) van Suriname.

Hoewel Paragsingh zich krachtig verweert tegen de insinuaties van partijdigheid en onafhankelijkheidsverlies, is het moeilijk om als burger deze beweringen zomaar te accepteren wanneer we kijken naar de situatie in het land.

De suggestie dat Paragsingh te veel invloed van de regering ondervindt, is niet zomaar ontstaan. De samenleving in Suriname is niet blind en zeker niet naïef.

De burger heeft vaak het gevoel dat er sprake is van een selectieve rechtshandhaving, vooral als het gaat om zaken die leden van de VHP betreffen.

Wanneer de regering zelf betrokken is bij de beslissingen, zoals het vervolgen van bepaalde zaken, wordt het rechtssysteem in twijfel getrokken. Dit geeft de indruk dat er minder aandacht is voor gevallen die politieke belangen raken.

Dit roept de vraag op: Waarom is er weinig tot geen actie tegen VHP-leden als zij zich schuldig maken aan misstappen, terwijl er wel hard wordt opgetreden tegen andere politieke tegenstanders?

Het argument van Paragsingh dat ze zich niet laat beïnvloeden door de politiek is begrijpelijk, maar de maatschappelijke bezorgdheid is niet ongegrond.

Wanneer het Openbaar Ministerie nauwelijks actie onderneemt tegen leden van de regerende partij, komt het idee van politieke inmenging niet uit de lucht vallen.

De onafhankelijkheid van het OM zou nooit in twijfel mogen worden getrokken, maar het gebrek aan transparantie en de schijnbare vriendjespolitiek dragen bij aan deze twijfel.

Daarnaast wordt de relatie tussen Paragsingh en Santokhi vaak aangedragen als een probleem. Er wordt gesproken over een familierelatie tussen de procureur-generaal en de president, wat de indruk versterkt dat zij elkaar een hand boven het hoofd houden. Deze persoonlijke banden zouden geen rol mogen spelen in de uitoefening van haar functie.

Helaas is de perceptie van de samenleving anders: men vermoedt dat deze persoonlijke connecties ertoe bijdragen dat bepaalde zaken geen vervolg krijgen of in een andere richting worden gestuurd. Dit wordt verder gevoed door het gebrek aan zichtbaarheid en verantwoording in het proces.

De oproep om te blijven vertrouwen op de “onafhankelijke werking” van het OM is een lege belofte wanneer de samenleving getuige is van voortdurende gevallen van politieke beïnvloeding en achterkamertjespolitiek.

Wat de procureur-generaal zelf misschien als puur werk ziet, is voor veel Surinamers gewoon een verlengde arm van de regering.

Wanneer er niet adequaat wordt gehandeld bij politieke zaken, blijft de indruk bestaan dat het rechtssysteem een instrument is van machthebbers, niet van gerechtigheid.

Suriname verdient een rechtssysteem dat écht onafhankelijk is, waarbij iedereen gelijk wordt behandeld voor de wet. Het OM moet transparanter en daadkrachtiger zijn in zijn beslissingen, vooral als het gaat om de politiek. Alleen dan kan het vertrouwen in de rechtspraak worden hersteld.

De tijd zal leren of de beweringen van Paragsingh standhouden, maar tot die tijd is het voor de burger moeilijk om volledig te geloven in een systeem dat door de politiek lijkt te worden gestuurd.

J. Farah