TotalEnergies overweegt gigantische investering in Surinaamse offshore-olie: Kansen en risico’s

Booreiland

GFC NIEUWSREDACTIE- De CEO van TotalEnergies, Patrick Pouyanné, is momenteel in Suriname om te onderhandelen over een enorme investering van 9 miljard dollar voor offshore-olie, bekend als de Finale Investeringsbeslissing (FID).

Deze diepzee-olieboringen brengen echter aanzienlijke risico’s met zich mee. Door de hoop van de Surinaamse regering om de olieproductie te gebruiken om haar schuldenlast te verlichten, lijkt ze daarbij mogelijke gevaren voor Suriname en de regio te negeren.

TotalEnergies overweegt namelijk het overtollige gas dat vrijkomt bij de oliewinning terug in de oliebron te pompen, wat grote risico’s met zich meebrengt als er iets misgaat.

Dit gas bevat zuren (H2S) die ernstige corrosie aan de installaties kunnen veroorzaken, vergelijkbaar met de BP-olieramp in de Golf van Mexico ( 65 miljard dollars).

Hierdoor zou een groot deel van de Caribische regio ernstig kunnen worden getroffen, laat ingenieur Dharmvir Mungra aan GFC Nieuws weten.

Mungra Dharm

Ingenieur Dharmvir Mungra

Mungra vervolgt: Ondanks velen hoopten op groot nieuws van Patrick Pouyanné, wordt de Finale Investeringsbeslissing pas eind 2024 verwacht.

Hoewel dit enige teleurstelling met zich meebrengt vanwege het langere wachten, biedt dit ook een unieke kans om alsnog de randvoorwaarden voor duurzame exploitatie en verstandige besteding van olie-inkomsten te scheppen.

Dit geeft het Surinaamse electoraat ook de kans om bij de aanstaande verkiezingen af te rekenen met de oude politieke partijen die herhaaldelijk hebben bewezen niet in staat te zijn om verantwoordelijk om te gaan met inkomsten uit onze niet-herwinbare bodemschatten (bauxite, hout, goud).

Michael Ross, auteur van “The Oil Curse,” wijst op de negatieve effecten van natuurlijke hulpbronnen, ook bekend als de ‘Resource Curse.’

Dit omvat autoritaire regeringen, inefficiënte overheidsuitgaven, schommelende inkomsten en conflicten over hulpbronnen. Olie-inkomsten leiden vaak niet tot de verwachte economische groei, vooral niet voor vrouwen.

Transfer Pricing door multinationals leidt daarnaast tot grote belastingverliezen voor gastlanden.

Regeringen in resource-rijke landen blijken vaak autoritairder te worden, doordat ze minder afhankelijk zijn van belastingen van burgers.

Dit heeft geresulteerd in zwakkere institutionele ontwikkeling en corruptie.

Regeringen van deze landen bevinden zich vaak in een patroon van “boom-en-krimp cycli.” In tijden van hoge inkomsten uit bijvoorbeeld olie of mineralen, geven ze vaak royaal uit aan grootschalige projecten zoals luchthavens, bruggen en monumenten.

Echter, zodra de inkomsten dalen, bevinden ze zich in een pijnlijke situatie waarin ze moeten bezuinigen. Dit kan leiden tot financiële crises, zoals gezien in landen als Mexico, Nigeria en Venezuela in de jaren tachtig.

Een ander verschijnsel is het te veel uitgeven aan overheidssalarissen en inefficiënte brandstofsubsidies, terwijl er te weinig wordt geïnvesteerd in essentiële diensten zoals gezondheidszorg en onderwijs.

Een bekend fenomeen is de ‘Dutch disease’, waarbij een grote toename van inkomsten uit natuurlijke hulpbronnen andere sectoren van de economie schaadt.

Dit vanwege inflatie of stijgende wisselkoersen, waardoor arbeid en kapitaal worden weggezogen van andere economische sectoren. Landen zoals Iran, Rusland, Trinidad en Tobago en Venezuela hebben deze negatieve effecten ervaren.

De “resource curse” is echter niet onvermijdelijk.

Het Natural Resource Charter is een instrument dat landen helpt om inzicht te krijgen in de risico’s en kansen bij het beheren van natuurlijke hulpbronnen.

Helaas lijkt onze regering, er nog niet in te slagen om de juiste instrumenten in place te brengen. De in 2017 goedgekeurde “Wet Spaar en Stabilisatie Fonds” waarvoor gekozen was in plaats van een Souvereign Wealth Fund is verre van voldoende voor Suriname aangezien zij nog veel ruimte openlaat waarbij corruptie, red tape en inefficiënties ongehinderd kunnen plaatsvinden.

Deze tekortkomingen dienen nog dringend te worden weggewerkt. Aan een Wet voor de co-financierings fonds dat is opgenomen in de Wet van 2017 is nog niet eens gewerkt.

Als toppunt van Bad Governance zou de directie van Staatsolie tot overmaat van ramp zelfs bezig zijn alles eraan te doen om de Wet van 2017 buiten werking te stellen opdat alle ook door hun gemaakte en te maken schulden van de overheid  razendsnel kunnen worden afbetaald.

Olierijkdom zou een economische zegen moeten zijn, maar is paradoxaal genoeg dus schadelijk voor de economische ontwikkeling  wanneer regeringen er niet in slagen om de opbrengsten op een verantwoorde en transparante manier te beheren en te investeren.

De regering heeft daarom nog bijzonder veel werk te verzetten en dient de ontstane ruimte daarvoor goed te gebruiken, aldus Mungra.