Surinaamse piloten met Europese opleiding zijn vaak strenger getraind

piloot vliegen vliegtuig

Een piloot is een piloot, zou je denken. Maar achter de schermen zijn er grote verschillen in hoe piloten worden opgeleid, afhankelijk van waar ze hun brevet hebben gehaald.

Surinaamse en andere verkeersvliegers die in Europa hun opleiding hebben gevolgd, krijgen vaak een strenger en meer gestructureerd trainingsprogramma dan degenen die in de Verenigde Staten hun commerciële licentie hebben gehaald.

Dat heeft alles te maken met de verschillende luchtvaartregels van EASA (Europa) en FAA (VS).

Beide volgen de wereldwijde standaarden van de ICAO, maar EASA legt de nadruk op uitgebreide theorie-examens en rigide vaardigheidstesten, terwijl de FAA-opleiding meer flexibiliteit biedt en sneller te doorlopen is.

Dat betekent uiteraard niet dat in Amerika opgeleide piloten minder kundig zijn.

Zelfs voor privépiloten (PPL, het ‘beginbrevet’) is het verschil merkbaar. In Europa moeten piloten 9 theorie-examens afleggen, terwijl de FAA slechts één schriftelijke kennisproef van 60 vragen vereist.

Bij het commerciële brevet (CPL) zijn de verschillen nog groter. De FAA vereist 250 vlieguren, terwijl EASA met 200 vlieguren voldoende heeft.

Toch is de Europese route intensiever door de strenge theorie-examens met 13 onderdelen, de zogeheten ATPL-theorie.

Voor Surinaamse piloten is een FAA-opleiding meestal de logische en goedkopere keuze.

In Zuid-Amerika en het Caribisch gebied is een FAA-brevet niet alleen erkend, maar vaak ook de standaard.

Voor wie in Europa wil vliegen, kan een EASA-opleiding of conversie achteraf een flinke uitdaging zijn.