De recente lof van het IMF en de Wereldbank over de economische prestaties van Suriname is niet onopgemerkt gebleven.
IMF’s Rodrigo Valdes en Kristalina Georgieva spraken hun bewondering uit voor de “transformatie” die Suriname volgens hen heeft doorgemaakt, en suggereerden dat het land het volgende IMF-succesverhaal zou kunnen worden.
Ondanks deze lovende woorden en de belofte van een rooskleurige toekomst, blijft er een schrille tegenstelling bestaan tussen het gepresenteerde succesverhaal en de harde werkelijkheid waarmee veel Surinamers dagelijks worden geconfronteerd.
Een eenzijdig succesverhaal?
Volgens de leiding van het IMF is Suriname nauwelijks te vergelijken met het land van drie jaar geleden: beleidsdoelen zijn behaald en de macro-economische situatie is flink verbeterd.
De ministers en vertegenwoordigers van Suriname hebben deze boodschap tijdens vergaderingen kracht bijgezet, waarbij zij benadrukten dat de hervormingen en financiële discipline de economie hebben gestabiliseerd.
De overheid heeft de zware schuldenlast aangepakt, beleid aangescherpt en vertrouwen gewonnen bij internationale instanties.
Maar wat betekent dit “succesverhaal” in werkelijkheid voor de gemiddelde Surinamer? Terwijl beleidsmakers spreken van “macroeconomische stabiliteit” en “positieve toekomstperspectieven,” zien veel burgers nog altijd stijgende prijzen, beperkte toegang tot basale voorzieningen en een verzwakt sociaal vangnet.
Voor hen lijkt het IMF-succesverhaal vooral een PR-campagne, ver van hun dagelijkse realiteit verwijderd.
De meeste doelen zijn behaald door middel van strikte bezuinigingsmaatregelen. Hoewel dergelijke maatregelen de overheidsfinanciën wellicht hebben verbeterd, hebben ze ook zware sociale kosten met zich meegebracht.
Besparingen op overheidsuitgaven hebben geleid tot minder overheidssteun en stijgende kosten voor basale diensten.
De inflatie heeft de koopkracht van burgers aangetast, en de gemiddelde Surinamer moet de eindjes aan elkaar knopen om rond te komen. Deze bezuinigingen hebben een zware wissel getrokken op de middenklasse en de armere bevolkingslagen, die hun koopkracht drastisch hebben zien afnemen.
Toch wordt dit sociale aspect nauwelijks belicht in de successen die het IMF en de regering claimen. Terwijl de regering trots is op de macro-economische stabiliteit, blijft de micro-economische realiteit — de werkelijke levensomstandigheden van de burgers — grotendeels buiten beschouwing.
De belofte van olie en gas
De overheid en internationale instanties blijven wijzen op de potentiële voordelen van toekomstige olie- en gasinkomsten. Dit klinkt als een aantrekkelijke belofte, maar het brengt ook risico’s met zich mee.
De geschiedenis leert ons dat grondstofrijkdom ook voor grote uitdagingen kan zorgen, zoals inflatie, stijgende ongelijkheid en afhankelijkheid van een enkele sector.
De Surinaamse regering wordt door het IMF gewaarschuwd om op het “pad van discipline en goed bestuur” te blijven, ook als de oliedollars straks binnenstromen. Maar dit vereist een vooruitziende blik en een sterke controle op overheidsuitgaven — iets wat in de praktijk vaak lastiger is dan het op papier lijkt.
Daarnaast is er de vraag hoe deze potentiële inkomsten zullen worden ingezet. Zal de gemiddelde Surinamer daadwerkelijk profiteren, of zullen de voordelen vooral blijven hangen bij een kleine elite?
In plaats van blind vertrouwen op olie en gas als oplossing voor alle problemen, moet er ook worden gekeken naar duurzame ontwikkeling en diversificatie van de economie om Suriname een stabiele en inclusieve toekomst te bieden.
D. Karamat-Ali
Dit artikel betreft een ingezonden opiniestuk. Voor de publicatie van ingezonden artikelen hanteren wij specifieke voorwaarden. Voor vragen of meer informatie kunt u contact opnemen via info@gfcnieuws.com.
Let op: Publicatie van opiniestukken houdt niet in dat GFC Nieuws het eens is met de inhoud