Pleidooi voor erkenning benadelen contractarbeiders periode 1873 – 1921 door koloniale overheid en planters in Suriname

Tropenmuseum Royal Tropical Institute Objectnumber 60012353 Brits Indische immigranten aan boord

GFC NIEUWSREDACTIE- In verband met de herdenking van 149 jaar Hindostaanse Immigratie organiseren KennisKring, de Stichting Organisatie Hindoe Media en de Nationale Stichting Hindoestaanse Immigratie op 7 juni een lezing met als thema: Genoegdoening voor nabestaanden van contractarbeiders.

De gastspreker is Maurits Hassankhan en het panel bestaat uit Leendert Pocorni, Carlo Jadnannansingh en Jerry Egger.

De inleider zal een pleidooi houden voor de erkenning van het benadelen van contractarbeiders in de periode 1873 – 1921 door de koloniale overheid en de planters in Suriname.

In de periode 1873 tot 1916 heeft de koloniale regering van Suriname onder supervisie en verantwoordelijkheid van de regering van het koninkrijk der Nederlanden contractarbeiders uit India (Brits Indië) gehaald naar Suriname op basis van het immigratie traktaat van 1870 en individuele contracten die gesloten werden in de havenstad Calcutta.

Hassankhan is na jarenlange studie van het verschijnsel contractarbeid tot de conclusie gekomen dat de Koloniale autoriteiten in Suriname en de plantage-eigenaren vanaf het prille begin tot het einde van de contractperiode in 1921 zowel bepalingen van het emigratietractaat als van de individuele contracten heeft geschonden, door de arbeiders lagere lonen te betalen dan waartoe zij verplicht waren.

De benadeling heeft ook plaats gevonden in het geval van de immigratie van de Javanen in Suriname, aangezien de contractvoorwaarden van de Javanen vrijwel identiek waren als die van de Hindoestanen.

De Brits-Indische regering heeft de benadeling oogluikend toegelaten, hoewel zij daarmee niet gelukkig was.

De belangrijkste bron die Hassankhan heeft gebruikt om zijn bewering te staven is een herinterpretatie van de statische gegevens die jaarlijks gepubliceerd werden in het Immigratieverslag en het Koloniaal verslag.

In het kader van de discussies die gevoerd worden over spijtbetuiging en reparatie voor de wandaden over de slavernij en kolonialisme is het van belang dat nakomelingen van de contractarbeiders wereldwijd hun stem laten horen, niet alleen in Suriname, maar ook in de landen waar de nakomelingen van de contractarbeiders tegenwoordig gevestigd zijn, zoals in Nederland, het verenigd Koninkrijk, Frankrijk, USA en Canada.

Dit geldt niet allen voor de Hindoestaanse diaspora, maar ook de Chinese en de Javaanse/Indonesische diaspora.

De bevindingen van Hassankhan zijn niet bekend bij het grotere publiek, hoewel hij in geschriften in 1988 (herdenking 150 jaar afschaffing slavernij in Brits-Guyana), 1993 en in 2014 heeft gepubliceerd.

De mogelijke redenen zal hij delen van het publiek alsook informaties over de CARICOM die herstelbetalingen in haar programma heeft opgenomen.

De verbeterde betrekkingen tussen Suriname en Nederland, de aanstaande herdenking van de jubilea in 2023, en last but not least het aanstaande voorzitterschap van CARICOM door Suriname, is een gouden kans voor de regering/president van Suriname om deze zaken aan te pakken.

Er zijn signalen dat de CARICOM-commissie voor herstelbetalingen nu ook rijp is inclusief te zijn en ook de uitbuiting van contractarbeiders mee te nemen in hun mandaat.

Vertegenwoordigers uit de Hindostaanse gemeenschap uit alle continenten hebben hun stem laten horen en kenbaar gemaakt dat de nakomelingen van contractarbeiders nu ook een pleidooi moeten houden voor reparaties.

Hassankhan zelf is voorstander van wat men in het Engels noemt transitional justice, waarbij de benadeelden (slachtoffers) en de “daders” gezamenlijk in dialoog gaan om een vreedzame en voor beide partijen aanvaardbare oplossing te bedenken.

Foto: Wikipedia