Onafhankelijkheid maakte Surinamers armer dan ooit

suriname paramaribo plein onafhankelijkheidsplein

In 1975, het jaar waarin Suriname onafhankelijk werd, was de Surinaamse gulden nog een sterke en stabiele munt.

Voorafgaand aan de onafhankelijkheid stond de waarde van de Surinaamse gulden bijna gelijk aan die van de Nederlandse gulden.

Één Surinaamse gulden was ongeveer één Nederlandse gulden waard. Dit betekende dat de koopkracht in Suriname in lijn lag met die van Nederland.

Een gemiddeld salaris bood een comfortabel leven: je kon er boodschappen mee doen, met je gezin op vakantie gaan naar het buitenland, een huis kopen en zelfs ruim sparen voor de toekomst.

Maar die tijden zijn sinds de onafhankelijkheid voorbij. De Surinaamse munt heeft sindsdien een enorme devaluatie doorgemaakt.

Tegenwoordig is één euro – de vervanger van de Nederlandse gulden – meer dan 37 Surinaamse dollars waard, en dit getal blijft stijgen door de aanhoudende inflatie. De economische stabiliteit van toen is compleet verdwenen.

De gevolgen voor de Surinaamse bevolking zijn desastreus. Waar een normaal salaris in 1975 nog volstond om een gezin te onderhouden en een goed leven te leiden, is dat nu verre van voldoende.

Veel Surinamers leven onder de armoedegrens en de prijzen van basisproducten zoals rijst, brood en melk stijgen met de dag. Sparen is voor velen een illusie geworden en schulden stapelen zich op.

Het is duidelijk dat de onafhankelijkheid een prijs heeft gehad die veel Surinamers nu dagelijks voelen.

Het verlies van een sterke munt en de daaruit voortvloeiende inflatie hebben de koopkracht en levensstandaard ernstig aangetast. Dit roept vragen op over de economische keuzes en beleidsvoering die sinds 1975 zijn gemaakt.