Toen in de media melding werd gemaakt van de komst van mennonieten in ons land raakte de gemeenschap in paniek vanwege de grootschalige ontbossing die voor de ontwikkeling van de agribusiness in het binnenland zou plaatsvinden.
Tijdens de gezamenlijke ontmoetingen van de OIS en de groene Ngo’s met de ministers van Landbouw Veeteelt en Visserij (LVV) en Ruimtelijke Ordening en Milieu (ROM) sprak de voorzitter van de OIS haar bezorgdheid uit over de geplande grootschalige uitgifte van gronden in het binnenland aan mennonieten.
De voorzitter van de OIS benadrukte de wettelijke erkenning van grondenrechten alvorens grootschalige uitgifte van gronden aan derden kan plaatsvinden.
Nadat de milieudeskundige John Goedschalk in de maand januari 2024 in een bekend praat programma doormiddel van het aantonen van stukken aangaf dat er grootschalige gronden in het binnenland door de regering worden uitgegeven werd gelijk daarna een krutu door tribale organisaties in Stibula belegd, waarbij inheemse organisaties aanwezig waren.
Tijdens deze krutu hadden zowel de vertegenwoordigers van tribale- en inheemse organisaties in tegenwoordigheid van de granman van de Kwinti een besluit genomen dat ze geen mennonieten willen in hun woongebieden.
Vanwege de urgentie van deze zaak namen de voornoemde organisaties advocaat mr. Antoon Karg in de arm en werd een kortgeding tegen de staat met name de ministeries GBB en LVV en Terra Invest Suriname & Guyana NV e.a.aangespannen wegens de indiening van verzoekschriften voor het verkrijgen van het recht van grondhuur in het Maratakka gebied van een perceelland groot 37.046 ha, Coppename Oost een perceelland groot 35.194 ha, Tibiti een perceelland groot 6.533 ha en Witagron een perceelland groot 404,06 ha.
Ten aanzien van Witagrond beschikte Terra Invest Suriname & Guyana reeds over een bereidsverklaring van het ministerie van GBB.
De advocaat produceerde bewijsmiddelen om aan te kunnen tonen dat de beoogde besluiten van de overheid om grootschalige grond in grondhuur te verstrekken aan Terra Invest Suriname & Guyana NV e.a. rechtstreekse rechtsgevolgen kunnen hebben op de dorpsgemeenschappen, hun nederzettingen en kostgronden voornoemd in de zin van artikel 4 Decreet Beginselen Grondbeleid, artikel 1 juncto artikel 41 Wet Bosbeheer en rechtsoverweging 280 tot en met 287 van Inter-American Court Of Human Rights, Case Of The Kaliña And Lokono Peoples V. Suriname, d.d. 25 november 2015.
Tevens gaf de advocaat aan dat het verstrekken van grootschalige gronden aan Terra Invest Suriname en Guyana N.V. e.a. de positie van inheemsen en marrons voor het verkrijgen van grondenrechten zal verzwakken.
De advocaat vorderde onder andere het verbod tot bestemmingswijziging van voornoemde perceellanden tot het moment dat conform artikel 22 Milieu Raamwet milieu effecten analyse zal zijn voltooid en FPIC van Inheemsen- en tribale volken zal zijn verkregen en het verbod tot uitgifte in grondhuur van voornoemde perceellanden aan Terra Invest Suriname & Guyana NV e.a. of derden, tot het moment dat conform artikel 22 Milieu Raamwet milieu effecten analyse zal zijn voltooid en FPIC van inheemsen- en tribale volken zal zijn verkregen.
De kantonrechter wees op 16 mei 2024 (CIVAR No. 202400786) de vordering tegen Terra Invest NV e.a. af, omdat de verplichting tot consultatie niet op hen rust ter verkrijging van informed consent.
Volgens oordeel van de rechter rust de verplichting bij de staat dat alvorens de staat een besluit neemt om derden het recht van grondhuur te verstrekken om economische activiteiten in dorpen, woon- en jachtgebieden van inheemsen en of tribale volken te ontplooien, deze te betrekken in de besluitvorming ter verkrijging van informed consent.
Deze historische rechterlijke uitspraak dient gekenmerkt worden als een historische overwinning voor de inheemse- en tribale volken met betrekking tot hun strijd voor juridische erkenning van de verplichte verkrijging van informed consent bij de besluitvorming van de uitgifte van gronden in grondhuur door de staat in de dorpen, woon- en jachtgebieden van inheemsen- en tribale volken.
Volgens de toenmalige VN rapporteur van de rechten van inheemse volken prof. James Anaya, is FPIC één van de waarborgen voor het recht op zelfbeschikking over land en hulpbronnen. Heden bestaat er jurisprudentie over FPIC, waardoor via rechtspraak waarborging kan worden geboden ter zake het recht op zelfbeschikking over de grondgebieden van inheemse- en tribale volken alsook over hun hulpbronnen.
De OIS waardeert de uitspraak van de kantonrechter en nodigt de overige inheemse- en tribale organisaties en/of traditionele gezagsdragers uit om kennis te nemen van deze rechterlijke uitspraak en in de toekomst hiervan gretig gebruik te maken.
M.P. Wong maakt deel uit van het freelance redactieteam van GFC Nieuws.
Voor contact: info@gfcnieuws.com