Kwestie Somohardjo en de DNA

van der san eugene

Door Eugène van der San

Suriname heeft sedert 1987 een nieuwe grondwet in tegenstelling tot de grondwet van 1975 waarin het parlementaire stelsel als grondslag diende.

In deze grondwet heeft de grondwetgever de gedachte en vorm van een parlementair stelsel als grondslag voor onze democratische rechtsstaat verlaten.

Wanneer is een grondwet solide?
Voorafgaand aan de goedkeuring in 1987 van deze Surinaamse grondwet die als uitvloeisel diende van het herdemocratiseringsproces is middels een referendum, waarbij de totale Surinaamse gemeenschap heeft geparticipeerd, deze grondwet tot stand is gekomen.

Het volk van Suriname heeft toen met een meerderheid van bijkans 90% haar goedkeuring hieraan gegeven. De grondwetgever heeft toen de totstandkoming goedgekeurd en de regering heeft de bekrachtiging gerealiseerd. Deze grondwet is geen kind van de “Revo” maar van het Surinaamse volk en functioneert reeds 37 jaren. Het is dat u het weet.

Aan duidelijkheid over de bevoegdheid van de president zijn wij nooit in verlegenheid gebracht. Echter indien wij niet bereid zijn om ons neer te leggen bij en te respecteren hetgeen de Surinaamse grondwetgever na overleg met het Surinaamse volk heeft vastgelegd, geïnspireerd door de liefde voor dit land en de eeuwenlange strijd van ons tegen het kolonialisme, dan gaan wij spoken blijven zien.

Primair hoort de kwestie minister Somohardjo wel tot de bevoegdheid van de president

De grondwet is zodanig ingericht dat voor het functioneren in een democratische rechtsstaat de bevoegdheden van de president en de regering tot en met de volksvertegenwoordiging overzichtelijk en bestuursrechtelijk werkbaar zijn.

Natuurlijk is het kijkend naar de inhoud van de grondwet met een parlementair stelselbril, allicht mogelijk dat je alleen de parlementaire gebruiken vaststelt maar daar heeft de grondwetgever niet voor gekozen in 1987.

Er is sprake van een gemengd stelsel, deels parlementair, deels presidentieel zonder dat de president rechtstreeks wordt gekozen.  Dat is de formele, staatsrechtelijke en feitelijke situatie.

Als de bepaling van artikel 52 van de grondwet nader in beschouwing wordt genomen dan ontgaat mij de strijdigheid met de gedachte van een presidentieel stelsel binnen dezelfde grondwet.

In welk stelsel dan ook als het betreft een democratische rechtsstatelijke gemeenschap of staatsbestel dan berust de politieke macht altijd bij het volk. Het primaat is bij de politieke gezagsdragers.

Een besluit (motie) van De Nationale Assemblee om de minister te handhaven of te ontslaan is niet bepalend voor de president.