Hoe kan ons onderwijs vooruitgang boeken met slechts 5% van het budget?

Studeren- student studie boeken

De aankondiging dat slechts 9% van de geraamde begroting voor 2025 is toegewezen aan het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (OWC), waarbij maar liefst 95 procent van dat bedrag wordt besteed aan salarissen, is verontrustend.

Dit betekent dat slechts 5% van de middelen beschikbaar is voor cruciale investeringen in onderwijsprogramma’s, infrastructuur, leermiddelen en andere essentiële onderdelen van het onderwijssysteem.

Minister Henry Ori stelt terecht dat dit ontoereikend is om echte hervormingen door te voeren, en deze situatie roept belangrijke vragen op over de prioriteiten van de regering.

Onderwijs in schaduw andere uitgaven

In een tijd waarin onderwijs wereldwijd wordt erkend als de sleutel tot duurzame ontwikkeling en economische vooruitgang, lijkt de Surinaamse begroting voor 2025 een tegenovergesteld signaal af te geven.

Het feit dat slechts 9 procent van de totale SRD 50,3 miljard naar onderwijs gaat, terwijl het land worstelt met een gebrek aan goed opgeleide professionals, slechte infrastructuur, en een verouderd curriculum, is ronduit zorgwekkend.

Onderwijs zou een van de hoekstenen van ontwikkeling moeten zijn. Door onvoldoende financiering wordt echter niet alleen de kwaliteit van het onderwijs aangetast, maar ook de toekomst van de komende generaties.

Onderfinanciering betekent dat noodzakelijke hervormingen zoals curriculumontwikkeling, investering in technologie, professionalisering van docenten en verbetering van schoolgebouwen achterblijven. Dit alles heeft directe gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs dat kinderen en jongeren ontvangen.

Salarissen slokken budget op

Dat 95% van het budget naar salarissen gaat, roept vragen op over de efficiëntie van de uitgaven. Uiteraard zijn salarissen belangrijk om de arbeidskracht van leraren en administratief personeel te behouden, maar wanneer het grootste deel van het budget aan loon wordt besteed zonder dat er voldoende ruimte is voor investeringen in onderwijsmaterialen, trainingsprogramma’s en onderwijsinnovaties, stagneert het systeem.

Een tekort aan investeringen in programma’s en middelen leidt tot een vicieuze cirkel: zonder een modern curriculum, zonder voldoende leermiddelen en zonder goed opgeleide docenten is er weinig kans dat de kwaliteit van onderwijs zal verbeteren.

Op de lange termijn zorgt dit ervoor dat de kansen van de jeugd om in een steeds complexere wereldeconomie te slagen, worden beperkt.

Alternatieven voor financiering en hervorming

Het is van cruciaal belang dat de overheid heroverweegt hoe de begroting wordt verdeeld en hoe efficiëntie kan worden bereikt binnen de huidige budgettaire beperkingen.

Een optie kan zijn om te kijken naar publiek-private samenwerkingen (PPP’s) binnen het onderwijs. Het creëren van partnerships met de private sector, NGO’s en internationale organisaties kan extra middelen en expertise in het onderwijssysteem injecteren.

Daarnaast zou een herstructurering van de interne organisatie binnen het ministerie kunnen bijdragen aan kostenbesparingen.

Er kunnen bijvoorbeeld audits worden uitgevoerd om inefficiënties in de loonstructuren en administratieve processen te identificeren. Dit zou kunnen leiden tot een verschuiving van middelen naar meer productieve sectoren binnen het onderwijs.

Politieke verantwoordelijkheid

Hoewel Ori duidelijk heeft gemaakt dat het huidige budget niet toereikend is om programma’s uit te voeren, ligt de verantwoordelijkheid voor deze onderfinanciering ook bij het bredere politieke systeem.

Onderwijs moet niet worden gezien als een post om te bezuinigen, maar als een investering in de toekomst van het land. Het gebrek aan financiële middelen voor onderwijs illustreert een prioriteringsfout van de regering.

Daarnaast moet er ook een maatschappelijk debat worden gevoerd over het belang van onderwijs en de rol die de regering, maar ook het bedrijfsleven en de gemeenschap hierin moeten spelen.

Het is cruciaal dat het Surinaamse volk zich bewust wordt van de gevolgen van aanhoudende onderinvestering in onderwijs en druk uitoefent op beleidsmakers om verandering te realiseren.

J. Haakmat