Geen dispensatie voor bedrijven bij uitvoering Wet Arbeidsbescherming Gezin

kind moeder vader familie gezin baby

GFC NIEUWSREDACTIE- Vooralsnog biedt de Wet Arbeidsbescherming Gezin, mede vanwege het solidariteitsprincipe (artikel 12 lid 4 Memorie van Toelichting), geen mogelijkheid tot het verlenen van dispensatie aan bedrijven.

Dit zei minister Steven Mac Andrew van Arbeid, Jeugd en Werkgelegenheid tijdens een onderhoud gehad met een delegatie van de Vereniging Surinaams Bedrijfsleven (VSB).

Het onderwerp van deze bijeenkomst was de briefwisseling tussen de VSB en het ministerie inzake de ontwikkelingen rond de Wet Arbeidsbescherming Gezin.

Conform het solidariteitsprincipe, dienen alle bedrijven (½% werkgever en ½% werknemer) 1% van de salarissen over te dragen als premie naar het Fonds Voorziening Ouderschapsverlof. De VSB vroeg naar dispensatie voor bedrijven die conform hun CAO al een goede regeling hebben voor hun werknemers.

Het voorstel tot wijziging van het artikel kan, volgens de reactie van de minister, eventueel in overweging worden genomen bij een evaluatie van de wet. Vooralsnog biedt de genoemde wet, mede vanwege het solidariteitsprincipe echter geen mogelijkheid tot het verlenen van dispensatie.

Bovendien biedt deze wet aan de vrouwelijke werknemer naast de aanspraak op zwangerschaps-en bevallingsverlof onder meer garanties dat het geboren kind de nodige zorg zal krijgen, ook al is de moeder daartoe niet in staat.

De ervaring leert dat de zogenaamde *’zwangerschapsregelingen’ in de meeste CAO’s slechts de nadruk leggen op het zwangerschaps- en bevallingsverlof en eventueel het vaderschapsverlof, doch niet op de overige voorzieningen, zoals opgenomen in de artikelen 3 en 4 van deze Wet.

De Wet biedt, zoals de benaming al aanduidt, ruimere voorzieningen aan niet alleen de vrouwelijke werknemer, maar ook aan de vader en houdt ook voldoende rekening met het kind dat is geboren of wordt geadopteerd.

De VSB haalde aan dat het bedrijfsleven niet tegen een goed werkend sociaal zekerheidssysteem is. Echter benadrukt de VSB dat bedrijven niet ontmoedigd moeten worden om hun werknemers betere voorzieningen aan te bieden, door deze regeling te onttrekken uit bedrijfssfeer naar een fonds (dat onder beheer is van een overheid). VSB blijft pleiten voor de bedrijven die hun werknemers graag zelf willen coveren in plaats van overlaten aan een fonds.

De minister gaf aan dat er een toezegging is gedaan aan de VSB dat het verzoek bekeken zou worden. Dat is ook aan de orde geweest. Juristen van het ministerie hebben gekeken naar het verzoek. Er is voeling gehouden met DNA leden en het resultaat was de reactie van de minister op het voorstel van de VSB.

VSB vroeg de minister welke stappen nog ondernomen kunnen worden om dit toch nog recht te trekken. De minister gaf aan dat het een traject van wijziging van de Wet zou moeten worden. Dit kan een poos duren en de prioriteiten in DNA zijn nu wat anders.

De VSB heeft trouwens suggesties aan de orde gesteld die betrekking hebben op Inefficiencies, Geheimhouding en Communicatie rond het fonds.

Er is gevraagd naar een grace period van 3 maanden voor het bedrijfsleven waarin ook de VSB de ruimte krijgt om met andere stakeholders in overleg te treden. De minister gaf aan met het fonds te zullen overleggen. Hier moet nog uitsluitsel over komen. De registraties gaan ondanks een deadline normaal door.

Voor bedrijven die zich wensen te registreren volgen hier de instructies afkomstig van het Fonds:

De afdrachten zullen per april 2023:

1% van het brutoloon van elke werknemer dient te worden afgedragen aan het Bureau FVO, bestaande uit:

Een werkgeversbijdrage: minimaal ½ % van het brutoloon van de werknemer.

Een werknemersbijdrage: maximaal ½ % van het brutoloon van de werknemer.

De verschuldigde FVO-premies kunnen worden voldaan, startende per april 2023 aan het eind van de betreffende maand tot uiterlijk op de 14e dag van de daarop volgende maand op de FVO-bankrekening: DSB 8570795 ten name van Fonds Voorzieningen Ouderschapsverlof.