Een kritische blik op de Wet in Staat van Beschuldigingstelling van Politieke Ambtsdragers in Suriname

DNA PARLEMENT BEGROTING

OPINIE – In het hart van de Surinaamse grondwet, in Artikel 140, ligt een bepaling die een erfenis is van de Nederlandse koloniale geschiedenis, specifiek de tijd van de Franse overheersing.

Dit artikel regelt de mogelijkheid om politieke ambtsdragers te vervolgen voor misdrijven die zij in functie hebben gepleegd, zelfs nadat ze zijn afgetreden.

Hoewel het op het eerste gezicht een nobele bedoeling lijkt te hebben, namelijk het waarborgen van verantwoording en het voorkomen van machtsmisbruik, roept de vraag op of deze wet wel past binnen de Surinaamse samenleving en of ze moet worden gehandhaafd in het licht van haar geschiedenis.

De oorsprong van Artikel 140 gaat terug naar de tijd van de Franse koloniale heerschappij in Nederland, waar het artikel 119 van de Nederlandse grondwet inspireerde. Het doel was destijds om politieke tegenstanders van de koning te vervolgen met de nodige waarborgen om misbruik van macht te voorkomen.

Het is belangrijk op te merken dat deze wetgeving ontstond in een heel andere historische context dan die van het moderne Suriname. Het doel ervan was om te zorgen dat aanklachten tegen invloedrijke personen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid werden behandeld om te voorkomen dat iedereen zomaar beschuldigingen zou kunnen indienen.

Maar laten we de relevantie van deze wet voor het hedendaagse Suriname eens onder de loep nemen. In de afgelopen decennia heeft Suriname enorme politieke en maatschappelijke veranderingen doorgemaakt. Het is niet langer een kolonie, maar een onafhankelijke staat met haar eigen unieke politieke en maatschappelijke dynamiek. Is het dan nog steeds noodzakelijk om vast te houden aan een wet die haar oorsprong vindt in een ver verleden?

Een van de zorgen is dat Artikel 140 mogelijk kan worden misbruikt voor politieke doeleinden. Het proces van het in staat van beschuldiging stellen van politieke ambtsdragers moet immers zorgvuldig en zonder politieke beïnvloeding worden uitgevoerd.

Als dit niet het geval is, kan het dienen als een instrument om politieke tegenstanders uit te schakelen of te intimideren. Het is daarom van cruciaal belang om de werking van deze wet kritisch te bekijken en te overwegen of er hervormingen nodig zijn om mogelijke misbruiken te voorkomen.

D. Karamat-Ali

DISCLAIMER: Publicatie van opiniestukken houdt niet in dat GFC het eens is met de inhoud