Economische groei in Suriname voor wie? Het volk stort in terwijl de elite triomfeert

Armoede gezin familie

Het recente SEOB-bulletin schetst een rooskleurig beeld van de Surinaamse economie. Inflatie daalt, de internationale reserves groeien, en de bankensector lijkt stabieler.

Toch blijft het voor de gewone Surinamer alsof ze in een parallelle werkelijkheid leven. Terwijl de SEOB en de regering positieve signalen uit de economie halen, worstelen gewone burgers om de eindjes aan elkaar te knopen.

De koopkracht is fors gedaald en de kosten van levensonderhoud stijgen sneller dan de economische hoop die in de rapporten wordt verkondigd.

Het IMF-programma en het SEOB-bulletin spreken van een ‘economisch herstel’ dat niet ongedaan moet worden gemaakt, maar de vraag die steeds meer opkomt is: voor wie is dit herstel bedoeld?

Olie-inkomsten, als het ooit zover komt, zullen pas in 2028 stromen, terwijl de bevolking nú onder de economische druk bezwijkt.

Het optimisme over de groei in de mijnbouwsector en de stijgende olie-investeringen biedt geen directe verlichting aan de mensen die elke dag te maken hebben met torenhoge voedselprijzen en onbetaalbare diensten.

De echte tragedie ligt echter in de beleidskeuzes die worden gemaakt. Het IMF-programma, met nadruk op afbouw van subsidies en het verhogen van nutsvoorzieningstarieven, legt de grootste last op de schouders van de kwetsbaarste groepen.

Het sociale vangnet, dat volgens het SEOB essentieel zou moeten zijn, lijkt niet effectief genoeg om de hardste klappen op te vangen.

Door het afbouwen van deze noodzakelijke steunmaatregelen, worden de meest kwetsbaren direct geraakt, terwijl de elite en de bedrijven hun winsten blijven veiligstellen.

Daarnaast roept het SEOB op tot verdere versterking van instituten en governance, maar de kloof tussen deze technocratische idealen en de dagelijkse werkelijkheid van corruptie en wanbeleid blijft schrijnend.

Anticorruptiemaatregelen en transparantie in overheidsfinanciën worden wel genoemd, maar echte verandering blijft uit.

Hoe kan een volk vertrouwen hebben in een programma dat lijkt te werken voor een selecte groep, terwijl de meerderheid van de bevolking verstrikt blijft in een vicieuze cirkel van armoede?

Hoewel de regering en internationale organisaties als het IMF vasthouden aan hun koers, moeten ze erkennen dat economische herstelprogramma’s ook menselijke kosten met zich meebrengen.

Het herstel kan niet alleen gemeten worden in financiële indicatoren; het moet worden gevoeld in de straten, in de markten en in de huizen van de gewone mensen. Tot dat gebeurt, blijft het ‘herstel’ een illusie voor de velen die er het meest toe doen.

H. Smeltz