De selectie van Henck Arron: diplomaten

250

INGEZONDEN– In het kader van de voorbereiding van de Surinaamse buitenlandse dienst had premier Arron adviezen ingewonnen van buitenlandse deskundigen.

Deze wezen de premier, onder meer, erop dat de “ werving van ambtenaren voor de diplomatieke dienst met grote zorgvuldigheid en op basis van objectieve criteria diende te geschieden. Zulks omdat ambtenaren van de buitenlandse dienst het ‘visitekaartje’ van een land zijn .

Henck Alphonsus Eugène Arron heeft deze adviezen zeer ter harte genomen hetgeen blijkt uit de volgende stappen die hij nam; sollicitanten voor de buitenlandse dienst werden middels advertenties opgeroepen zich aan te melden en dienden daarbij te overleggen:

– een bewijs van afgeronde universitaire opleiding ; een recente gezondheidsverklaring en een bewijs van goed gedrag, niet alleen van de solicitant, maar ook van de personen tot wie hij/zij verwant stonden tot in de eerste graad.

De sollicitanten van wie de bescheiden in orde waren bevonden, werden eerst onderworpen aan een schriftelijk examen dat was toegespitst op de kennis van vreemde talen. Het niveau van dit examen was dermate hoog dat het voor velen een struikelblok bleek te zijn voor verdere deelneming aan de selectie.

Degenen die de eerste horde hadden genomen, moesten vervolgens een uitgebreide medische keuring ondergaan. De kandidaten die ook deze tweede horde haalden, moesten nu aantreden voor het mondeling gedeelte van het examen. Achtereenvolgens moesten zij verschijnen voor een examencommissie, die zou bepalen wie geslaagd waren voor toelating tot de opleiding voor een functie in de diplomatieke dienst.

De examencommissie stond onder voorzitterschap van de toenmalige President van het Hof, Mr. O.E. van der Geld. De andere leden van de commissie waren de toenmalige Procureur Generaal, Mr. M.G. de Miranda, rechter Prof. Mr.Dr. L.Th. Waaldijk en Mr. H.A.F. Heidweiller, oud directeur van het Bureau Buitenlandse Betrekkingen, die zijn sporen had verdiend in de diplomatieke dienst van het Koninkrijk der Nederlanden.

Een bericht uit die tijd wijst er al op dat “het moeilijk voorstelbaar is een commissie van een andere samenstelling te vormen die grotere, of zelfs vergelijkbare waarborgen zou bieden voor de selectie van ambtenaren voor de Buitenlandse Dienst, uitsluitend op basis van objectieve normen ”.

Premier Arron had met de samenstelling van zulk een commissie een duidelijk signaal aan politiek Suriname willen geven in die zin dat “men niet licht de leden zou durven benaderen met onbehoorlijke verzoeken, en zo men dit toch zou wagen, zou die er immuun tegen zijn ”.\

Zo verkreeg de jonge Republiek Suriname zijn eerste, goed gewogen en gescreende groep van 16 personen, die gedurende enkele maanden in Den Haag een theoretische en praktische vorming kregen alvorens zij in diverse diplomatieke rangen en standen op de nieuw opgezette buitenposten werden geplaatst.

Gaandeweg, vooral na 1991, ontstaat een aanwervingspraktijk waarbij de politieke partijen, die de regeringscoalitie vormen zich het recht toe-eigenen en ook krijgen, om hun eigen kandidaten voor te dragen voor functies in de buitenlandse dienst.

Suriname maakte in 1975 een serieus begin voor een professionele diplomatieke dienst, maar hiervan werd afgestapt. De professionalisering heeft plaatsgemaakt voor de politisering en amateurisme.

Dit is heel jammer want de diplomatie is een professionele aangelegenheid, wie amateurs het veld instuurt neemt de belangen van zijn land niet serieus.

R.Alihusain