De ontwijkende houding van vicepresident Ronnie Brunswijk

Brunswijk

OPINIE – Vicepresident Ronnie Brunswijk, tevens voorzitter van coalitiepartner ABOP, heeft zich de afgelopen tijd geprofileerd als een politicus die graag de schuld bij anderen legt voor de tekortkomingen in zijn beleid.

Zijn voortdurende klachten over het gebrek aan financiële middelen voor ABOP-ministers en de bewering dat ze worden geboycot door het ministerie van Financiën, zijn een opvallend patroon geworden.

Brunswijk wast zijn handen in onschuld, terwijl hij en zijn partij een significante rol spelen in de huidige situatie in het land.

De politieke dynamiek in Suriname wordt gekenmerkt door coalitievorming en machtsdeling, en Brunswijk is geen buitenstaander in dit systeem. Als vicepresident van het land en leider van een belangrijke coalitiepartner, is hij medeverantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering ervan.

Het constante klagen over het gebrek aan geld en middelen komt over als een zwaktebod, vooral omdat zijn partij, ABOP, ook verantwoordelijk is voor een aantal cruciale ministeries, waaronder Natuurlijke Hulbronnen die het beheer heeft over de Energie Bedrijven Suriname (EBS) en de Surinaamsche Waterleiding Maatschappij (SWM).

Het is dus ironisch dat Brunswijk aan de ene kant klaagt over obstructie, terwijl zijn eigen partij er niet in slaagt om de basisvoorzieningen zoals elektriciteit en water te waarborgen, met name in kwetsbare gemeenschappen zoals Albina.

De recente gebeurtenissen in Albina, waarbij Brunswijk werd uitgejouwd door de lokale bevolking, zijn een duidelijk signaal dat zijn beleid faalt. Zijn reactie dat hij weinig tot niets kan doen voor de gemeenschap in Albina, ondanks zijn machtige positie, is niet alleen onverantwoordelijk, maar ook laakbaar.

Het roept de vraag op waarom iemand met zoveel politieke invloed en middelen niet in staat is om concrete veranderingen door te voeren.

Albina, een gebied dat al lang worstelt met economische verwaarlozing en een gebrek aan essentiële diensten, verdient leiderschap dat problemen oplost in plaats van wegkijkt.

Het is Brunswijk’s taak om ervoor te zorgen dat de ministeries onder zijn leiding de nodige maatregelen nemen om stroom en water in Albina op orde te brengen. De verantwoordelijkheid ligt bij hem en zijn partij om te zorgen dat de EBS en SWM hun werk doen.

Het feit dat hij als vicepresident de handen in de lucht steekt en zegt niets te kunnen doen, getuigt van een ernstig gebrek aan verantwoordelijkheid. Dit is precies wat Suriname niet nodig heeft in deze tijden van economische en sociale onrust.

De uitspraken van Brunswijk over de financiële boycot zijn ook problematisch omdat ze de focus afleiden van zijn eigen tekortkomingen. In plaats van te erkennen dat zijn partij deel is van het probleem, probeert hij de schuld bij anderen neer te leggen.

Dit is een klassieke strategie van politieke afleiding, maar het lost niets op voor de mensen die elke dag de gevolgen voelen van slecht beleid. Albina heeft geen baat bij politieke excuses; ze hebben behoefte aan oplossingen.

De vraag is dan ook hoe lang de bevolking dit soort ontwijkende politiek nog zal accepteren. Brunswijk kan niet blijven volhouden dat zijn handen gebonden zijn terwijl hij een van de hoogste functies van het land bekleedt.

Het is tijd dat hij, net als de andere leiders van Suriname, verantwoordelijkheid neemt voor zijn aandeel in de huidige situatie en stappen onderneemt om de problemen van het land op te lossen.

Het blijft makkelijk om de vinger naar anderen te wijzen, maar uiteindelijk is het de plicht van iedere politicus om op te staan en verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar rol in het bestuur van het land.

Als Brunswijk daadwerkelijk het welzijn van de bevolking vooropstelt, zou hij minder tijd moeten besteden aan klagen en meer aan het vinden van oplossingen.

Ben M.D.