VES dringt aan op duidelijkheid en transparantie rondom staatsschuld

Economie 3

De Vereniging van Economisten in Suriname (VES) heeft in de jongste editie van Inzicht haar zorgen geuit over de verwarring die heerst rondom de werkelijke omvang van de Surinaamse staatsschuld.

Deze onduidelijkheid wordt volgens de VES versterkt door verschillende uitspraken van politici, vooral in de aanloop naar de verkiezingen. Deze politici hebben er baat bij om gunstige cijfers te presenteren, maar deze weerspiegelen niet altijd de realiteit.

Tijdens een interview op 14 augustus bij ABC Actueel verklaarde president Chan Santokhi dat de staatsschuld in de afgelopen twee jaar is gedaald van 165% naar ongeveer 65% van het BBP. Hij koppelde deze daling aan schuldherschikkingen.

De VES betwijfelt echter de juistheid van deze bewering, aangezien er nauwelijks sprake is van substantiële schuldaflossingen.

Schuldherschikking leidt niet tot een daadwerkelijke vermindering van de schuld, maar biedt eerder de regering meer liquiditeitsruimte. Deze ruimte is noodzakelijk vanwege de precaire financiële situatie van de overheid, maar vermindert de staatsschuld niet.

Minister Stanley Raghoebarsing van Financiën en Planning gaf op 25 augustus in het ABC-programma Welingelichte Kringen aan dat de staatsschuld was gedaald naar 88% van het BBP, zonder verdere uitleg over deze daling. Andere instellingen, zoals het Bureau voor de Staatsschuld en Stichting Planbureau Suriname, hanteren eveneens verschillende cijfers.

Volgens gegevens van het Bureau voor de Staatsschuld is de schuld nominal nog nauwelijks gedaald. De daling van de schuldquote lijkt eerder het gevolg te zijn van administratieve correcties, zoals de inflatiecorrectie van het BBP, dan van daadwerkelijke aflossingen.

De VES wijst er ook op dat er geen grote schuldaflossingen hebben plaatsgevonden en dat de grootste bilaterale schuld, die aan China, nog steeds niet formeel is hergestructureerd. Dit draagt bij aan de verwarring rondom de cijfers van de staatsschuld.

Daarnaast benadrukt de VES dat de daling van de staatsschuld voornamelijk wordt veroorzaakt door herwaarderingen van schulden en schommelingen in de wisselkoersen. Dit zorgt voor een subjectieve beïnvloeding van de schuldquote, waardoor deze kan dalen zonder dat er substantiële aflossingen plaatsvinden.

Ook is er volgens de VES onduidelijkheid over wat precies wordt meegerekend als staatsschuld. Er is bijvoorbeeld discussie over de vraag of staatsgaranties en voorwaardelijke verplichtingen, zoals het Value Recovery Instrument (VRI), als schuld moeten worden beschouwd.

Deze VRI, die dient als betalingsgarantie aan de obligatiehouders die via Oppenheimer geld aan Suriname leenden, kan binnenkort omslaan van een voorwaardelijke verplichting naar een daadwerkelijke schuld.

De VES benadrukt dat de Surinaamse staatsschuld nog steeds te hoog is en dringend moet worden teruggebracht. Hoewel de olie-inkomsten op termijn de aflossingscapaciteit van Suriname kunnen vergroten, blijft het belangrijk dat schuldreductie prioriteit krijgt.