Stutgard: Onderwijs kan gered worden als men kiest voor ministers met hun hart op de juiste plek

Ricky Stutgard- levensmiddelentechnoloog en microbioloog

Ouders en leerkrachten geven aan dat ze de richting van het onderwijs niet meer kunnen volgen. Gepensioneerd universiteitsdocent Ricky Stutgard is gevraagd naar zijn visie op de huidige situatie van het onderwijs.

Allereerst benadrukt hij het belang van begrijpen waarom de Mulo werd opgericht.

Hij zegt: “In 1886 hield de heer H.D. Benjamins, de latere Inspecteur voor het Onderwijs, een vurig pleidooi voor de continuïteit en uitbreiding van het onderwijs om zo de basis te leggen voor een goed onderwijsstelsel in Suriname. Hij was van mening dat een dergelijke school nodig was omdat verbetering van het onderwijs immers een krachtig middel was om de welvaart te verhogen.”

“In 1887 keurde de Minister van Koloniën de oprichting van een Muloschool goed. De eerste school voor uitgebreid lager onderwijs (Ulo) ontstond in 1887 uit een combinatie van vier particuliere scholen voor Ulo, vandaar de naam Gecombineerde School, die later Hendrikschool werd.

De Hendrikschool werd later een Muloschool en heeft veel Surinamers gevormd. Het Mulo in Suriname is niet van de ene op de andere dag gekomen. De heer H.D. Benjamins heeft tussen 1882 en 1887 vaker gepleit voor de oprichting van het Mulo in Suriname voordat het daadwerkelijk kwam.”

Stutgard blikt 48 jaar terug in de tijd om te laten zien hoe men destijds in Suriname omging met onderwijsvernieuwingen. “In het kader van de onderwijsweek, georganiseerd door de Federatie van Organisaties van Leerkrachten in Suriname (FOLS), hield sociologe mevrouw Betty Sedoc een lezing in het KOB-centrum op maandag 12 januari 1976.

De lezing was getiteld ‘Onderwijs in een snel ontwikkelende maatschappij’. In haar betoog kwam naar voren dat onderwijsvernieuwingen niet kunnen plaatsvinden zonder sociale veranderingen.”

“Ze benadrukte dat het onderwijs een belangrijke rol speelt door invloed uit te oefenen op patronen. Echter, wordt in het onderwijs meer geïnvesteerd dan eruit komt omdat velen de school vroegtijdig verlaten.

Ze signaleerde een aantal problemen in het onderwijs, zoals het koloniale verleden. Mevrouw Sedoc zei dat het onderwijs nog veel waarde hecht aan ‘intellectuele vorming’, terwijl kinderen uit de zogenaamde ‘lagere milieus’ eigenlijk worden opgeleid om te vervreemden van hun omgeving.”

“Ze concludeerde dat vernieuwingen in het onderwijs ook moeten worden doorgevoerd in andere sectoren van de maatschappij, zoals huisvesting, welzijnszorg en gezondheid. Gebeurt dat niet, dan leidt onderwijsvernieuwing tot een grote mate van ‘labiliteit’ binnen de samenleving.”

Volgens Stutgard werd oud-minister Ronald Venetiaan daags daarna geïnterviewd en gaf hij aan dat een uitgestippeld programma zou worden uitgevoerd.

Dit programma omvatte onder meer het waarborgen van onderwijsvoorzieningen binnen de bestaande structuren en het intensiveren van de communicatie met onder andere leerkrachten over de veranderingen in het onderwijs. Met betrekking tot deze veranderingen merkte de oud-minister op dat er een discussie was over het talenpakket op Muloniveau.

“Op de Muloscholen zou, na overleg met de Mulo-directeuren, worden overgegaan tot de invoering van twee of drie talen. Dat jaar zou intensief worden gediscussieerd over de herziening van de Mulo-structuren, waarbij de nadruk zou liggen op de aanleg en belangstelling van de leerlingen.

Een ander belangrijk punt was om na te gaan of het starre verschil tussen het Mulo en het Ulo opgeheven moest worden.”

Hieruit blijkt volgens hem duidelijk dat onderwijsvernieuwingen 48 jaar geleden pas plaatsvonden na intensieve discussies met het onderwijsveld.

“Maar in 2020 duwde oud-minister Marie Levens het ‘gratis overgaan’ in de strot van leerkrachten en leerlingen. Dit leidde tot een chaos in het onderwijs, want nu kunnen leerlingen niet lezen en rekenen. De huidige minister Henri Ori staat op een dag op en wil zonder gedegen voorbereiding en onderzoek het Mulo afschaffen.

Hij staat er niet eens bij stil wat de gevolgen voor de samenleving zullen zijn. Het is daarom niet te verwonderen dat leerkrachten en ouders niet weten waar ze aan toe zijn met het onderwijs,” stelt Stutgard.

Hij is van mening dat een grote landelijke verandering in het onderwijs verstrekkende gevolgen heeft. “Dat verdient ook een gedegen voorbereiding, met name van docenten en de ontwikkeling van een doorlopende leerlijn voordat je het implementeert met een pilot.”

Bovendien merkt hij op dat onderwijsvernieuwingen alleen kans van slagen hebben als er financiën voor minstens 10 jaar gegarandeerd zijn.

“Dus minister Ori moet uitleggen wat de onderwijsvernieuwingen gaan kosten en wie het gaat betalen. Verder moet minister Ori begrijpen dat je geen landelijke onderwijsvernieuwingen kunt doordrukken zonder goede afstemming met het onderwijsveld, breed draagvlak, essentiële randvoorwaarden, wettelijke ondersteuning en een gedemotiveerd onderwijskorps.”

“Het onderwijs in Suriname kan gered worden, maar dan zal men wel voor onderwijsministers moeten kiezen met hun hart op de juiste plek,” concludeert Stutgard.