Nieuwe richtlijnen voor personeelsbeleid ingesteld door resolutie van 1 augustus 2024 ter uitvoering van artikel 3, lid 2 van de personeelswet.
Zoals vermeld in het artikel, is deze resolutie opgesteld op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken. Maar waar gaat het precies om? Artikel 3 van de personeelswet betreft het bevoegd gezag. Het gaat hierbij om wie bevoegd is tot een bepaalde handeling of beslissing.
Hier wordt expliciet lid 2 van artikel 3 van de personeelswet in beschouwing genomen en gewijzigd in verband met voortschrijdende inzichten en ontwikkelingen op het gebied van personeelsbeleid. Wat een complete onzin.
Om goed te begrijpen waar het over gaat, moet u eerst weten wat lid 2 van artikel 3 inhoudt:
Lid 2:
Ambtenaren die zijn ingedeeld—of, indien het betreft een aanstelling of bevordering, daarbij worden ingedeeld— in een rang waaraan een vaste of minimum bezoldiging is verbonden die meer bedraagt dan de helft van die van de directeur van een departement, worden, met afwijking in zoverre van het eerste lid, uitsluitend bij resolutie van de president aangesteld, bevorderd, geschorst en ontslagen.
Om het verder te kunnen begrijpen, moet u ook weten dat de president behoort tot het bevoegd gezag dat mensen in dienst kan nemen. We denken hierbij dus aan een aanstelling, bevordering, schorsing en ontslag van ambtenaren.
Daarnaast is de minister, ieder voor zover het zijn departement aangaat, daartoe ook bevoegd. Beide zijn dus bevoegd.
Wanneer de president dat doet, gebeurt het bij een resolutie. We spreken van een resolutie wanneer de bezoldiging van de betrokken persoon de helft of meer bedraagt van die van de departementsdirecteur.
In het andere geval, wanneer het de minister aangaat, gebeurt dat bij beschikking. Het is een beschikking wanneer de bezoldiging van de betrokken persoon minder dan de helft bedraagt van die van de departementsdirecteur.
Krachtens de wet moeten alle rechtspositionele zaken van iedere ambtenaar die een bezoldiging toucheert van de helft of meer van de bezoldiging van een departementsdirecteur, bij resolutie plaatsvinden.
Alzo dienen de rechtspositionele zaken van de ambtenaar die een bezoldiging geniet van minder dan de helft van die van de departementsdirecteur, bij beschikking plaats te vinden. Ik durf te wedden dat het nu een puinhoop is.
Het is jammer dat president Santokhi de overheidsadministratie laat leiden door personen die geen kaas hebben gegeten van de werking van het systeem, of wiens oriëntatie totaal gericht is op andere zaken of belangen.
Hoe kan in een gewijzigde resolutie worden vastgelegd dat alle afwijkende beslissingen nietig zullen zijn, terwijl krachtens het “Staatsbesluit van 6 november 1996, houdende vormgeving van wettelijke Regelingen, Staats- en Bestuursbesluiten (S.B. 1996 no. 54)” een resolutie een door de President genomen bestuursbesluit is, ter uitoefening van een bij een wettelijke regeling aan hem toegekende bevoegdheid?
Nietigheid kan zich alleen voordoen als er in strijd wordt gehandeld met een hogere regeling.
Eugène van der San
Dit artikel betreft een ingezonden opiniestuk. Voor de publicatie van ingezonden artikelen hanteren wij specifieke voorwaarden. Voor vragen of meer informatie kunt u contact opnemen via info@gfcnieuws.com.
Let op: Publicatie van opiniestukken houdt niet in dat GFC Nieuws het eens is met de inhoud