OPINIE- Recentelijk hebben Nederlandse spelers zoals Etienne Vaessen en Immanuel Pherai zich aangesloten bij het team van oud-Ajacied Stanley Menzo.
Veel van hen zijn actief bij Europese middenmoters en vormen samen met hun teamgenoten een significant verbeterde selectie.
Menzo kan terecht trots zijn op deze sterke upgrade, die het team ontegenzeggelijk boven veel van de concurrentie in de CONCACAF-regio tilt.
Maar laten we realistisch zijn: geen van deze spelers zou een basisplaats in het Nederlandse elftal veroveren.
Hoewel velen van hen zich uiten als trotse vertegenwoordigers van Suriname, is de werkelijke connectie met dit land voor een aantal beperkt tot verre familiebanden.
De realiteit is dat, indien bondscoach Ronald Koeman hen zou bellen, de meesten zonder twijfel voor Nederland zouden kiezen.
De beslissing om voor Suriname uit te komen lijkt dan ook meer een pragmatische keuze dan een kwestie van nationale trots.
Dit roept vragen op over de authenticiteit van hun verbintenis met Suriname. Wordt de keuze voor het Surinaamse elftal gedreven door een gebrek aan mogelijkheden om voor een sterker team zoals Oranje uit te komen?
De discussie hierover is belangrijk, want het gaat niet alleen om voetbal, maar ook om identiteit, opportunisme en de ware betekenis van nationale vertegenwoordiging in de sport.
Foto: sociale media
H. Smeltz
Dit artikel betreft een ingezonden opiniestuk. Voor de publicatie van ingezonden artikelen hanteren wij specifieke voorwaarden. Voor vragen of meer informatie kunt u contact opnemen via info@gfcnieuws.com.
Let op: Publicatie van opiniestukken houdt niet in dat GFC Nieuws het eens is met de inhoud