Nu wij het standpunt en de inzichten van de minister van Openbare Werken publiekelijk hebben kunnen aanhoren tijdens zijn radio praatje bij “Bakana Tori” in de kwestie van Pan American Real Estate, is het voor ons duidelijk dat de bewindsman nog niet goed door heeft hoe de vigerende regels, binnen het openbaar bestuur werken.
De feitelijke informatie, de bewijsstukken en mede de indringende toelichting van de heer Marcel Oostburg, iemand die op dit gebied zeer bekwaam is, geven een duidelijk beeld wat de stand van zaken is van deze kwestie in juridische zin.
Juist het optreden van de minister van Openbare Werken, met name zijn standpunten en stellingname ter verdediging van ronduit gezegd dit schandaal, levert de juridische bewijzen en grondslagen voor een diepgaand (strafrechtelijk) onderzoek.
Public Private Partnership als beleidsuitgangspunt biedt in deze geen juridische basis noch juridische grondslag aan de staat om een bestaande overeenkomst open te breken en vervolgens als overheid, zonder in inachtneming van de vigerende regels o.a. comptabele, nieuwe besluiten te nemen.
De bestaande overeenkomst verplicht tot naleving en strekt tot een verbintenis “een rechtsband tussen twee of meer partijen, welke tot gevolg heeft dat één partij verplicht is om te presteren (de debiteur) en de ander tot deze prestatie gerechtigd is (de crediteur).
Hier hebben wij te doen met een verbintenis ontstaan uit een overeenkomst. Derhalve kon Openbare Werken zijnde een overheidsdienst geen afwijkende rechts- of feitelijke handelingen binnen deze context plegen.
Gelet op de inhoud van de overeenkomst in het kader van het beleid m.b.t. de woningbouwprojecten kon er aanleiding zijn morele plicht te erkennen zijdens de overheid, met name Openbare Werken, aangezien de projectontwikkelaar, bijkans 90% van de overeenkomst reeds had nageleefd in stede van 20 woningen 562 opgeleverd en verkocht, en uit hoofde daarvan aan de projectontwikkelaar op grond van de opgeleverde prestaties betalingen van de hoogte, zoals het nu in geding is verlenen.
Dan was voldaan aan “een natuurlijke verbintenis” n.l. het doen van een betaling waartoe men zich moreel verplicht voelt. De minister was dan niet in opspraak geraakt althans als te goeder trouw was gehandeld, dan zou hij met recht zijn stopzin “jullie hoeven niet mee eens te zijn maar het is ons beleid” kunnen gebruiken.
Door al deze staatsrechtelijke capriolen van de minister en zijn staf is gebleken dat de toegekende bedragen, bijkans US$ 8.000.000,- niet door morele afwegingen tot stand zijn gekomen, maar puur op basis van nieuwe afspraken en harde onderhandse toezeggingen, aangezien de staat op geen enkele manier een verplichting had jegens Pan American Real Estate op basis van de overeenkomst.
Helaas is het zo minister dat in uw drang om deze naar uw inzicht goed uitgedacht plan, om wat voor reden dan ook, in uitvoering te brengen de juridische balancering tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke vergrijpen door arrogantie gebaseerd op uw kennis u de das kan om doen.
Hoewel wij in Suriname niet beschikken over de Algemene Wet Bestuursrecht worden de geschreven en ongeschreven rechtsnormen in de praktijk binnen onze rechtsstaatgedachte wel gehanteerd.
Ten slotte, te uwer informatie een missive heeft het karakter van een interne instructie en moet nog in een bestuursbesluit worden vervat, hetzij een resolutie, een beschikking of zelfs een staatsbesluit voordat het rechtens kan worden gebruikt (S.B.1996 no. 54, Vormgeving Wettelijke Regelingen, Staats-en Bestuursbesluiten). Zo functioneert het legaliteitsbeginsel.
Eugène van der San
Jennifer Atmo is de hoofdredacteur bij GFC Nieuws. Ze beschrijft zichzelf als een echte Surinamekenner en heeft een passie voor lifestyle en entertainment-onderwerpen. Buiten haar rol in de media is Atmo tevens de voorzitster van KIVC, een organisatie die zich inzet voor maatschappelijke zaken.
Voor contact: jennifer@gfcnieuws.com