Wie het zwaard hanteert, zegent zichzelf

Geld

OPINIE- In een tijd waarin de noodzaak voor transparantie en rechtvaardigheid in overheidsuitgaven prominenter dan ooit is, werpt de recente verhoging van de salarissen en toelagen van overheidsdirecteuren in Suriname serieuze vragen op over prioriteiten en billijkheid binnen onze publieke sector.

Opmerkelijk is dat deze verhogingen niet slechts marginale aanpassingen zijn, maar substantiële veranderingen die de financiële structuur van onze overheid kunnen ondermijnen.

Ten eerste is er de kwestie van de toelagen, die, wanneer opgeteld, een verbijsterende 95% van het salaris van een directeur uitmaken.

Dit verdubbelt effectief hun inkomen, een verhoging die, zacht uitgedrukt, exorbitant lijkt, vooral in een tijd waarin de economische middelen beperkt zijn.

Daarnaast verdient het de aandacht dat de extra- medische voorzieningen, inclusief dekking voor gezinsleden, op zichzelf al gelijk kunnen staan aan 100% van het salaris van een departementsdirecteur.

Dit is niet alleen een aanzienlijke financiële last voor de staat, maar het roept ook vragen op over de gelijkheid en rechtvaardigheid van zulke voordelen, vooral in het licht van het feit dat andere cruciale sectoren, zoals de verpleegkunde, met financiële tekortkomingen te kampen hebben.

Bovendien, het feit dat directeuren, die in essentie ambtenaren zijn, dergelijke uitzonderlijke voordelen genieten, schept een gevaarlijk precedent.

Afwijken van de personeelswet en/of de wet op ambtenarenpensioenen om dergelijke regelingen te treffen, druist in tegen het principe van gelijkheid binnen de ambtenarij. Het is fundamenteel oneerlijk en potentieel demoraliserend voor andere ambtenaren die zich aan striktere financiële richtlijnen moeten houden.

De financiële gevolgen van deze verhogingen zijn, zoals terecht opgemerkt, gigantisch. Met meer dan 40 departementsdirecteuren in 2018, een aantal dat sindsdien naar schatting is gestegen tot meer dan 50, plus degenen die inactief zijn maar nog steeds onder de regeling vallen, zijn de kosten voor de staat astronomisch.

Dit is des te frustrerender als je bedenkt dat deze beslissingen zijn genomen door dezelfde politici die zich uitspreken tegen de kosten die ex-ministers voor het land met zich meebrengen.

De situatie wordt verder gecompliceerd door het feit dat de functie van departementsdirecteur is verschoven van een ambtelijke benoeming naar een uiterst politieke positie, wat suggereert dat de verhogingen wellicht niet enkel zijn ingegeven door objectieve beoordelingen van verdienste of noodzaak, maar ook door politieke berekening.

Het feit dat zelfs gepensioneerde directeuren en onderdirecteuren onder deze regeling vallen, benadrukt de omvang en de opportunistische aard van deze maatregel.

Het is dus van belang dat we als samenleving kritische vragen blijven stellen over de rechtvaardigheid en duurzaamheid van dergelijke financiële beslissingen.

Een evenwichtige en rechtvaardige benadering van salarisstructuren binnen de overheid is niet alleen een kwestie van economische rationaliteit, maar ook van morele verantwoordelijkheid en sociale rechtvaardigheid.

Het is tijd dat er een grondige herbeoordeling plaatsvindt van deze regelingen, met het oog op het creëren van een eerlijker en meer transparant systeem dat de belangen van alle burgers dient.

D.M.