Religieuze organisaties in Suriname verzoeken president Santokhi om terugtrekking uit ‘Samoa-verdrag’

Screenshot 2023-12-30 073034

In een gezamenlijke inspanning hebben diverse religieuze organisaties in Suriname, verenigd in het Comité Christelijke Kerken (CCK) en de Interreligieuze Raad in Suriname (IRIS), een beroep gedaan op president Chan Santokhi om de onlangs door de Surinaamse vertegenwoordiger bij de Europese Unie ondertekende overeenkomst, bekend als het ‘Samoa-verdrag’, in te trekken.

De religieuze groeperingen dringen er bij de regering op aan om bij cruciale moreel-ethische vraagstukken in overleg te treden met maatschappelijke en religieuze entiteiten in het land.

Ze wijzen op het voorbeeld van Trinidad & Tobago, dat het verdrag weigerde te ondertekenen, en Jamaica, dat opheldering vroeg over gevoelige kwesties alvorens toe te treden.

In een gezamenlijke brief aan president Santokhi benadrukken het CCK en de IRIS het recht op binnenlandse debatten over ethische vraagstukken.

Ze roepen op tot intrekking van de Surinaamse handtekening onder het verdrag en dringen aan op grondig onderzoek, inclusief de betrokkenheid van de Nationale Assemblee, alvorens verdere stappen te overwegen.

Het ‘Samoa-verdrag’ betreft een nieuw handelsakkoord tussen de Europese Unie en voormalige kolonies in Afrika, het Caraïbisch Gebied en de Pacific.

Hoewel het oorspronkelijk wordt gepresenteerd als een versterking van politieke en financiële partnerschappen, suggereren de religieuze organisaties dat het verdrag ook bepalingen bevat die een andere agenda verbergen.

Volgens de CCK en de IRIS worden de ACP-landen (Afrikaanse, Caraïbische en Pacificlanden) door het verdrag gedurende twintig jaar verplicht wetten en regels te aanvaarden met betrekking tot LGBTQ+, genderideologie, gender- en LGBTQ-gericht onderwijs aan schoolkinderen, abortus en andere ethische kwesties, zoals opgelegd door de EU.

De religieuze groeperingen wijzen op het gebrek aan ruimte voor Suriname om vergelijkbare maatschappelijke debatten te voeren als in de EU.

Ze benadrukken dat het verdrag economische voordelen biedt, maar tegelijkertijd bepaalde ethische posities oplegt aan de ondertekenende landen.

Ze waarschuwen voor de verleiding voor economisch zwakkere landen om toe te treden zonder de consequenties voor hun bevolking volledig te begrijpen.