Misverstand: Geen verbod op samengaan van politieke partijen in Suriname

Stemmen verkiezingen

GFC NIEUWSREDACTIE- Een jurist in Suriname zegt aan GFC Nieuws dat er sprake is van een misverstand bij kleine politieke partijen in het land betreffende het ‘verbod op pre-electorale combinatie’.

Het betreffende wetsartikel verbiedt niet het ‘samengaan’. Sterker nog, zo’n verbod zou direct in strijd zijn met het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten: het BUPO-verdrag.

Het wetsartikel stelt enkel een voorwaarde aan dit ‘samengaan’: het moet onder één logo en één partijnaam gebeuren.

De deskundige is ervan overtuigd dat er niets mis is met deze bepaling en er is genoeg (internationale) jurisprudentie die de staat in het gelijk zal stellen. Een gang naar het Constitutioneel Hof zal naar zijn zeggen uiteindelijk niets opleveren.

Daarbij “waarschuwt” hij het Constitutioneel Hof: in de Republiek Suriname ligt het monopolie op wetgeving in handen van de wetgevende macht, de Nationale Assemblee.

Het is niet aan het het Constitutioneel Hof om op de stoel van de wetgever te gaan zitten. Het Constitutioneel Hof gaat niet over ‘wetgeving’, maar enkel over grondwettelijke ‘rechthandhaving’.

Volgens de jurist is er, door de manier waarop het wetsartikel is geformuleerd, geen sprake van een inbreuk op een fundamenteel mensenrecht, het recht op vereniging.

Echter, hetzelfde geldt niet voor de hoogte van het participatiebedrag. Hier zijn wel degelijk kanttekeningen bij te plaatsen.

Er zou volgens hem een casus kunnen worden opgebouwd rond de opmerkingen van de fractieleider van de VHP, Asiskumar Gajadien: “De ratio van de verhoging is om de kleine partijen aan de kant te schuiven”.

De jurist vraagt zich af of dit niet een terugkeer is naar het koloniale tijdperk met zijn zwaar discriminerende ‘census kiesrecht’, dat enkel lichtgekleurde mensen bevoordeelde.