INGEZONDEN– Op 14 juli is het 45 jaar geleden dat de eerste groep Haïtiaanse immigranten in Suriname aankwamen.
Deze groep bestond uit mannelijke arbeiders die te werk werden gesteld op de suikerplantage Mariënburg.
Na hen volgden, onder invloed van voornamelijk politieke onrust, steeds meer Haïtianen die zelfstandig in de landbouw te werk gingen, overwegend in partnerschap met lokale landeigenaren of beheerders.
De dynamiek in sommige van deze verhoudingen kan op zijn minst interessant worden genoemd.
Haïtianen hebben in de afgelopen 45 jaren het welbekende imago van hardwerkende landbouwers en marktvrouwen opgebouwd.
In de eerste jaren waren zij te voet, overwegend op de fiets en een enkeling met de auto te zien, zich verplaatsend tussen hun werkplaatsen, kerken en woonplaatsen.
Hierbij kwam een ongeschreven regel uit Haïtiaanse gemeenschappen in met name de diaspora tot uiting: Lekol, legliz, lakay, ofwel de school, de kerk, thuis.
Deze regel wordt voornamelijk in stand gehouden uit de overtuiging dat er hard gewerkt moet worden om successen te boeken in het leven.
Prestatiedrang is een algemeen voorkomend fenomeen bij immigranten. Daarbij zou er onvoldoende ruimte zijn voor socializen en ontspanning. Dat wordt in huis gedaan in familieverband.
De arbeiders zijn het liefst dagelijks op het veld, van ’s morgens vroeg tot laat in de middag. Ook de marktvrouwen draaien volle dagen, vaak vanaf de kleine uurtjes totdat de markt poorten sluiten.
Sommigen blijven achter en bieden resterende koopwaar buiten de markt poorten of elders dichtbij huis aan.
Inmiddels, drie tot vier generaties verder, zijn er in verschillende sectoren Haïtianen werkzaam. En hebben de nakomelingen van de immigranten meer oog voor het balans tussen werken en ontspannen.
Zij hebben zich geschoold en hebben interesse in andere beroepen dan de landbouw. Er leek zelfs een aversie te zijn tegen eerder genoemde sector, die gelukkig langzaamaan teruggaat.
Een deel van deze groep schoolt zich in agricultuur om het geliefde werk van hun ouders te professionaliseren. Door de jaren heen zijn verschillende studies geweest, met name afstudeerstudies over het sociale leven van de groep in Suriname.
Het gaat hierbij voornamelijk om sociologische studies (Marie Exantus aan de Anton de Mom Universiteit in 2011 en Jeanne Maître, Anton de Kom Universiteit, 2013) en Amos Constant in 2020 bij de Bachelorstudie geschiedenis aan de Faculteit der Humanoria.
Deze studie van Constant heeft zich gericht op de geschiedenis van Haïtianen in Suriname.
Daarbij is ook naar voren gekomen dat sommige jongeren met Haïtiaanse roots nog steeds met discriminatie te maken krijgen. Daardoor kiezen zij soms ervoor om zich als stadscreool te identificeren.
Zij zouden ook last hebben van stereotypes over Vodoun die op hen geprojecteerd worden. Hiertegenover staat ook een groep Surinaamse jongeren van Haïtiaanse afkomst die voornamelijk via social media posts trots hun roots vieren.
Majorie Simon is derde generatie Haïtiaanse in Suriname. Haar grootvader was een van de eerste 48 immigranten die vanuit Sint Maarten naar Suriname kwam.
Het is zo dat een Surinaamse regeringsgezant in Haïti op zoek was gegaan naar arbeiders voor de plantages, nadat de arbeidscontracten waren verlopen.
Hij moest echter halsoverkop terugkeren. Nadere informatie leerde dat er ook op Sint Maarten Haïtiaanse arbeiders waren.
Uit die groep is een deel naar Suriname overgekomen. Grootvader Simon heeft na zijn komst zijn zoon naar Suriname gehaald. Hij kreeg met zijn vrouw (die ook naar Suriname kwam) drie kinderen, waarvan Majorie het eerste kind is.
Tijdens het opgroeien is Simon altijd trots geweest op haar afkomst. Zij weet nog wel dat er pesterijen waren rondom Vodoun. Maar daar had zij geen last van.
“Overal waar ik ga, ook op school, mag iedereen weten dat ik Haïtiaan ben. Ik schaam mij niet ervoor. Soms belde mijn moeder terwijl ik op school was en sprak ze Sranan tot mij, maar ik gaf antwoord in het Kreyol (Ayisien).”
Zij kan zich niet meer zo goed herinneren hoe zij op de lagere school is omgegaan met pesterijen, maar weet wel dat ze vanaf de Muloschool en nog steeds op het werk er grappen over maakt.
“Soms wanneer ik Kreyol praat aan de telefoon maken mijn collega’s opmerkingen, maar ik maak er gewoon een grap om. Ik ben trots op wat wij bereikt hebben en hoever ik ben gekomen”.
“Dat komt allemaal door die bakabonyos van ons die ervoor hebben gezorgd dat we goed geschoold zijn, wij hebben hele goede banen in de maatschappij en zijn op het punt gekomen dat wij heel veel kunnen doen voor de samenleving.”
Simon is net als haar voorouders in de landbouwsector terechtgekomen.
Zij heeft hier bewust voor gekozen. Haar eerste keus was ICT, maar vanwege de financiële drempel heeft zij hiervan af gezien. “Toen zag ik dat PTC (Polytechnisch College) een landbouwrichting had. Iedereen was versteld van mijn keus.
Mijn vader zei ‘Majorie, kijk hoe lui je bent, je bent liever lui dan moe.’ Maar ik ben ervoor gegaan en heb er geen spijt van.
Simon zegt nog een lange weg te gaan te hebben binnen de sector, maar “alle facetten van ons leven begeleiden ons naar waar God ons wil hebben en ik ben goed op weg. Ik heb die keus ook gemaakt omdat ik erin ben opgegroeid.
Mijn opa deed het, mi gro kon si mi pa du en, er is leven in agri business, dus waarom niet.
” Simon is ook secretaris van de Coöperatie der Haïtiaanse agrariërs in Suriname, die is opgericht door haar vader. “Wij hebben deze organisatie onder andere opgericht omdat de Haïtiaanse landbouwer alleen stond.”
Simon legt uit dat er vele barrières voor de groep zijn die hun ontwikkeling in de sector tegenhouden. Met de coöperatie werken zij deze barrières weg.
Simon geeft aan met name jongeren met Haïtiaanse roots mee om zich niet te schamen voor hun roots.
“Het gaat nog steeds niet goed met Haïti, maar ik draag niet verder bij aan de negatieve stereotypering van het land. Wij kunnen het voorbeeld zijn van het positieve en respect afdwingen voor onze geschiedenis.”
Het is volgens haar ook belangrijk om gedreven te zijn. “Ontwikkel je passie, wees gedreven en gemotiveerd, blijf niet in een hoekje.”
Door de jaren heen zijn grote groepen Haitianen Suriname binnengekomen die er niet zijn gebleven, om verschillende redenen. Maar degenen die zijn gebleven, hebben er een veilige thuis gevonden.
Rose-Marie Jabini-Maître
S. Gallant maakt deel uit van het freelance redactieteam van GFC Nieuws.
Voor contact: info@gfcnieuws.com